OOV podcast

Laatste afleveringen

Werkt dat wel? Cameratoezicht voor Openbare Orde en Veiligheid

27 november 2020 |

Wanneer kan cameratoezicht een bijdrage leveren aan (het verbeteren van) veiligheid?

Dat is een hele goede vraag! Maar om die vraag te kunnen beantwoorden is het belangrijk om eerst te kijken wat we verstaan onder cameratoezicht. We hebben het in deze podcast over cameratoezicht in het kader van openbare orde. Verreweg de meeste camera’s staan wel op een openbare plaats, maar niet in het kader van de openbare orde, denk aan camera’s van bedrijven, mobiele telefoons, openbaar vervoer enzovoorts. De verhouding is 1 gemeentelijke camera op 100 overige camera’s.

De gemeentelijke camera is een typisch soort cameratoezicht, die is uniek. Het antwoord op je vraag is eigenlijk dat alle problemen, ieder openbare orde probleem, op te lossen is met cameratoezicht. Als je het maar goed regelt, als de techniek goed past bij het probleem, dan kun je elk knelpunt beïnvloeden. Alles moet optimaal ingeregeld worden om dit resultaat te kunnen halen. Er zijn vaak andere oplossingen die sneller te implementeren zijn en goedkoper zijn, maar je kán op zich heel veel met camera’s.

Soorten cameratoezicht:

  • klassieke vorm: een vaste camera op een paal of aan een gebouw. Opvallend door de veelgebruikte politiestriping. Deze kunnen soms ook nog draaien en inzoomen. Je ziet ze veel  in uitgaanscentra en op hotspots.
  • mobiele vorm: een verplaatsbare camera in een unit die gemakkelijk ergens anders neergezet kan worden (door politie, bouwbedrijven, gemeente). Meestal tref je deze aan in woonwijken of bijvoorbeeld bij een bedreigde politicus.
  • mobiele camera’s: camera’s die kunnen lopen, rollen, vliegen, maar ook bodycams, scan auto’s (voor parkeren / kentekenherkenning).
  • publiek private samenwerking: bewakingscamera’s met als doel veelal zaaksbescherming waarvan de beelden doorgestuurd worden naar gemeente / politie.

Wettelijke grondslag?

In de Gemeentewet kwam in 2006 het artikel 151C. Hierin werd het mogelijk maatregelen te nemen voor noodgebieden, dat ging over vaste camera’s. Het ging om een expliciete wettelijke grondslag voor cameratoezicht in gevoelige gebieden, bijvoorbeeld op de Wallen in Amsterdam of in de binnenstad van Den Haag. In 2015 is het woord “vast” geschrapt. Na die wetswijziging kwamen er veel vragen over privacy, de impact was groot en sommige gemeenten wilden meer mogelijkheden om korter en intensiever cameratoezicht in te zetten. Uiteindelijk staan de meeste camera’s nog steeds op een paal, feitelijk is er weinig veranderd en is een heel klein deel van de camera’s mobiel.

Wordt cameratoezicht makkelijker toegepast?

Jazeker, de manier waarop wij over straat gaan is anders dan 10-15 jaar geleden. Het is normaal geworden om gefilmd te worden.

Horizonbepaling

Het is belangrijk meer te evalueren, de noodzaak moet beter onderbouwd worden. Het gaat immers om tijdelijk cameratoezicht als de burgemeester de camera’s ophangt. Tegelijkertijd is het makkelijker het OM, politie en gemeenteraad mee te krijgen. Voor de start is het volgens Sander Flight belangrijk een zogenaamde “Horizonbepaling” op te nemen in je besluiten. Op het moment dat je de camera’s ophangt, bepaal je ook al wanneer je ze weer weg gaat halen. Het is belangrijk om duidelijkheid te geven dat het een tijdelijke maatregel is. In Arnhem staat er als sinds 1997 cameratoezicht. Dus pas op, want als je ergens een camera neerzet blijft hij meestal staan en komt er snel nog eentje bij.

Onderbouwing noodzakelijkheid

Noodzakelijkheid betekent eigenlijk proportioneel en subsidiair. Bij geweld en inbraken mag het, maar niet voor te vroeg afval buiten zetten. Het is belangrijk de vraag te stellen: Kan het doel ook met iets anders worden bereikt? Wat kan er met fysiek toezicht, communicatie, verlichting, enz? De meeste gemeenten onderbouwen de subsidiariteit door te zeggen dat het cameratoezicht onderdeel is van een pakket. Maar dat is niet de juiste onderbouwing. Pas als alle andere lichtere maatregelen niet hebben gewerkt, dan mag je een zwaarder middel inzetten zoals cameratoezicht.

Corrigerend vermogen ligt bij de gemeenteraad

Een inwoner in Utrecht gaf aan dat hij het er niet mee eens was dat er gefilmd werd in zijn straat. De rechter heeft dat getoetst. De burgemeester heeft bevoegdheden in de Gemeentewet en de APV en die gaan ver. Het is niet aan de rechter om te beoordelen of het inderdaad noodzakelijk is. Als de burgemeester zegt dat het openbare orde en veiligheid is en het noodzakelijk is, dan is dat zo. De rechter heeft daar dus geen oordeel over. Sander Flight geeft aan dat alle uitspraken die hij kent in de rechtspraak en de beoordeling van de Autoriteit Persoonsgegevens is dat de uiteindelijke conclusie bijna altijd is: goed gedaan. Het corrigerend mechanisme zit dus niet bij de rechter, maar bij de gemeenteraad. Zij kunnen de bevoegdheid die zij gegeven hebben aan de burgemeester om cameratoezicht te plaatsen ook weer terugdraaien. Of bij de begrotingsbehandeling de geldkraan dichtdraaien.

De vraag is of flexibel cameratoezicht nu makkelijker wordt ingezet? De kosten zijn lager, het aantal camera’s vaak minder. Dit is niet het geval, geeft Sander Flight aan. Er wordt gedacht dat de kosten lager zijn, maar de verbindingen zijn duurder, vaak worden deze camera’s gehuurd / geleast en je moet ze laten verplaatsen. Dus het is duurder, maar het is ook wel degelijk effectiever. Het valt meer op, heeft impact en krijgt aandacht.  Hoe meer aandacht, hoe beter, dus het is belangrijk ze zichtbaar op te hangen.

Bodycams, wat kunnen die extra bieden voor een gemeente?

De bodycam heeft een schrikeffect, je kunt hem aanzetten als het nodig is, je wijst erop en dat heeft impact. Het geeft een normerend effect, je kunt er niet omheen en de politie en het OM kijken mee. De bodycam leeft, het is geen saai behang waar iedereen al aan gewend is. Je gebruikt het als het dreigt te escaleren. Het doel is nooit openbare orde, maar beveiliging van de mensen in uniform. Juridisch is het interessant als je de beelden wil gebruiken voor ander doel, dat wordt lastig. Bodycams worden op grond van de AVG gegeven aan een Boa voor hun eigen veiligheid, privaatrechtelijk. Het is vergelijkbaar met dat je boa’s een passend uniform en goede schoenen geeft. Voor opsporing kun je de beelden niet standaard gebruiken, dat gaat via de Politiewet, terwijl de beelden geen politiegegeven zijn aangezien bodycams op grond van de AVG aan de Boa gegeven zijn. Als bijvangst kunnen die beelden gevorderd worden of ze worden vrijwillig verstrekt, waarmee ze als het ware in het politiedomein “getild” worden. Ze kunnen dan wel ingezet worden voor opsporing, maar dat mag niet de insteek zijn om ze aan te schaffen. Bij gemeentelijke camera’s speelt dat probleem niet, omdat de verwerking van de beelden daar een verwerking is in de zin van de Wet Politiegegevens, dus daar zijn de beelden gelijk beschikbaar, vorderen is niet nodig.

Soms is de doelstelling dubieus, in de praktijk wordt het cameratoezicht vaak meer gebruikt voor bewijslast dan voor preventie. We zien vaak dat cameratoezicht opschuift van preventie naar opsporing, van instrument van de gemeente naar instrument voor de politie / OM. De preventieve werking is wat lastiger tastbaar te maken, maar met goed onderzoek wel te doen. Door te vragen of mensen weten of er camera’s zijn, kun je inzicht krijgen in of het een preventieve werking kan hebben. Het vergt een goed onderzoek om dat te kunnen vaststellen. Weten mensen niet dat er camera’s zijn, dan is de preventieve werking er niet. Als ze wel weten dat ze er zijn, dan kunnen ze een preventieve werking hebben. Het is dus goed om die vraag te stellen: Weet u dat er camera’s hangen, weet u wie ze uitkijkt? Camera’s moeten opvallen, daarmee geef je het cameratoezicht een preventieve werking.

Horizonbepaling: hoe kijk je naar cameratoezicht?

Er zijn 2 perspectieven. Het eerste perspectief: Deze camera hangt er al 4 jaar, er is minder uitgaansgeweld, de camera werkt dus en moet nog 4 jaar blijven hangen. Of: deze camera werkt niet preventief, we hebben nog steeds uitgaansgeweld, maar we gebruiken de beelden wel om boeven te vangen, dus we moeten hem weer 4 jaar verlengen. Wat er ook gebeurt, we moeten altijd verlengen. De camera blijft hoe dan ook hangen.

Een tweede perspectief is: Deze camera hangt er al 4 jaar, het uitgaansgeweld is minder, dus de camera mag weg. Of: De camera hangt er al 4 jaar, er zijn veel boeven mee gevangen, maar daar is hij niet voor bedoeld, dus hij moet weg. De camera wordt weggehaald als dat kan.

Dus: altijd kan de camera weg, of altijd moet de camera blijven. Het is maar net hoe je ernaar kijkt. De Gemeentewet heeft als uitgangspunt dat het een tijdelijke maatregel is, dus zou het tweede perspectief beter aansluiten. Als het werkt (het probleem is opgelost) en ook als het niet werkt (de camera had blijkbaar niet het gewenste effect), in beide gevallen gaan de camera’s weg.

Bestuurders worden zenuwachtig als camera’s weggehaald moeten worden. Juist daarom is de horizonbepaling belangrijk. Het gaat om het scheppen van verwachtingen vooraf, als je bij de plaatsing al aankondigt aan bewoners dat ze ook weer weg gaan dan weten ze dat. Doel is het cameratoezicht flexibel inzetten, werkt het dan gaan ze weg, werkt het niet, dan gaan ze ook weg. Daarmee ga je zorgvuldig om met privacy, belastinggeld en we monitoren het goed. En terugplaatsen is makkelijk als blijkt dat de overlast toeneemt bij het weghalen van de camera’s. De insteek is camera’s daar neerhangen waar het nodig is.

Bewakingscamera’s

Vernielingen, fietsen stelen, inbraken, daar kun je een bewakingscamera voor ophangen waarmee je achteraf beelden bekijkt zonder live uitkijken. Dit is bewaking op basis van de AVG met een gerechtvaardigd belang en daarmee neem je dan stukje van openbare ruimte mee als dat van noodzakelijk belang is.

Smart city, camera’s en sensoren gecombineerd

Tegenwoordig worden verschillende soorten camera’s gecombineerd in bijvoorbeeld een Smart City omgeving met Wifi trackers, deurbellen met camera’s die een plaatje maken van de omgeving enzovoorts. Je krijgt veel beelden, maar het lastige aan beelden is dat je die niet kunt doorzoeken met een trefwoord. Kentekenherkenning werkt goed, kentekens zijn ontworpen om goed te kunnen aflezen, met letters en cijfers en een scherp contrast. Auto’s gedragen zich ook nog eens voorspelbaar, er is altijd een bepaalde afstand en ze bewegen zich tussen lijnen op straat.

Mensen daarentegen zijn totale chaos, ze lopen door elkaar heen, mensen lopen voor en achter elkaar waardoor je de helft van een gezicht ziet en mensen zijn gemakkelijk vermombaar. Stel dat het lukt om gezichten te herkennen, dan nog weet je niet zeker wie het is en dat is lastig. Het werkt als mensen herkend willen worden onder gecontroleerde omstandigheden zoals op Schiphol of in een kantoor, maar niet als mensen dat niet willen. Ze gedragen zich anders en er is geen database met pasfoto’s wie het is. Je kunt wel weten of die persoon er al eerder was, maar niet identificeren wie het is. Het duurt nog wel even voordat dit werkt, het wordt steeds moeilijker en de foutmarge moet klein zijn wil je dit in het echt gaat toepassen als het betrekking heeft op openbare orde.

Geluid, glas, schreeuwen, allemaal parameters die je kunt herkennen. Belangrijk om te realiseren is dat er altijd een deel valse alarmen is. Als de kans dat iets verkeerd gaat groot is, zoals mensen die in het OV vergeten uit te checken, kun je daar iets voor inbouwen. De kans op een pistoolschot is zo klein, dan moet je de parameters strak instellen, want een schot wil je zeker niet missen, maar daarmee maak je de kans op foute alarmen ook erg groot. Het gevolg is dat mensen daar zo zat van worden, dat ze het systeem uitzetten en niet gebruiken.

Aan welke randvoorwaarden moet je voldoen om cameratoezicht te laten slagen?

Doe je werk goed! Dat wil zeggen, stel je zelf de meest basale vraag. Waarom dachten we ooit dat camera’s gingen werken? Bijvoorbeeld: zodat ik er niet naar toe hoef, maar op een afstand kan kijken. Het doel bepaalt waar je de camera’s plaatst, hoeveel je er nodig hebt, waar ze aan moeten voldoen enzovoorts. Als het doel handhaving van de openbare orde is, stel dan de vraag waar het uit blijkt dat die verstoord is?

Het is een treintje waarvan alle stations moeten worden aangedaan, anders werkt het niet.

Station 1: is er eigenlijk wel een probleem? Op de meeste plekken is het veilig.

Station 2: is het probleem te zien met een camera? Geweld in de kroeg en thuis of ergens binnen, kun je niet zien met een gemeentelijke camera. Is het zichtbaar met een camera en is het buiten?

Station 3: wat wil je bereiken? Preventie: maak je camera opvallend, liever lelijk dan mooi passend in het straatbeeld en volop communiceren dat er cameratoezicht is! Wil je live beelden uitkijken? Veel nodig: ruimte en mensen die weten waar ze op moeten letten, doorschakeling naar juiste plaats voor opvolging, veel werk erbij en erg kostbaar. Wil je opsporing? Dat is helemaal moeilijk, veel werk en achteraf zoeken naar specifiek bewijs voor bewijsvoering. Kan alleen bij alle informatie, locatie, tijd, welke camera.

Onderzoek naar veiligheidsbeleving en camera’s is verrassend. Mensen die het cameratoezicht bewust waarnemen, voelen zich onveiliger. Maar die mensen zijn vaak al wat banger en kijken meer om zich heen, of het komt doordat mensen ze zien en denken dat het onveilig is. En er zijn mensen die het een veilig gevoel geeft omdat ze verwachten dat mensen zich beter gedragen. Het is geen wetmatigheid dat camera’s zorgen voor een verbetering van veiligheidsgevoel. Een veilig gevoel creëren met cameratoezicht is erg lastig, het gevoel is door zoveel aspecten te beïnvloeden!

Podcast: aanpak van lokale onveiligheidsgevoelens

14 mei 2020 |
OOV subjectieve veiligheid

In deze podcast gaan wij in gesprek met Sten Meijer, werkzaam bij het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (het CCV).

Sinds 2012 is Sten bezig met het thema veiligheidsbeleving. Juist het feit dat het subjectief is en beïnvloed wordt door vele factoren, maakt het voor Sten interessant.

Wat is subjectieve veiligheid?

Objectieve veiligheid geeft cijfermatig weer wat er gebeurt op het gebied van veiligheid zoals het aantal aangiftes van woninginbraken of het aantal meldingen over jeugdoverlast. Subjectieve veiligheid gaat over hoe mensen de veiligheid ervaren.

De vraag die rijst is: zijn veiligheidsgevoelens, die sterk beïnvloedbaar zijn door van alles om ons heen inclusief de media en gebeurtenissen van zowel dichtbij als veraf, door de lokale overheid eigenlijk wel te sturen? Het antwoord dat Sten geeft is dat dit wel degelijk mogelijk is.

Hoe kun je sturen op veiligheidsgevoel?

Maar hoe kunnen gemeenten dat dan doen? Aan welke knoppen kun je als gemeente draaien? Welke rol heeft de gemeente en wie binnen die gemeente heeft dan welke rol? Sten geeft aan dat binnen een gemeente hier op verschillende niveaus invulling aan gegeven kan worden. De burgemeester kan opdracht geven voor het afnemen van de veiligheidsmonitor. Naast vragen over slachtofferschap worden ook vragen gesteld over hoe bewoners de veiligheid ervaren. Dat is de eerste stap om cijfermatig een beeld te krijgen op gemeentelijk niveau en bij voorkeur nog op het niveau van wijk en buurt. De uitvoering, analyse en vervolgstappen zouden door de OOV-adviseur ingevuld kunnen worden als opdracht vanuit college. Een opdracht zou kunnen zijn om dan nader onderzoek te doen naar de veiligheidsbeleving.

Onderzoek doen

Analyseren en onderzoek doen is belangrijk. Idealiter is dit een continu proces van het verzamelen van data. Belangrijk is om het onderzoek uit te voeren op dezelfde momenten. Weersinvloeden kunnen namelijk een rol spelen in de uitkomsten. Leg daarnaast ook je oor te luister bij professionals en bewoners.

In buurten / wijken heb je vaak een dominante minderheid en een zwijgzame meerderheid. Het is belangrijk om te onderzoeken wat er speelt, het te kiezen middel helpt daarbij. Als je bijvoorbeeld een bijeenkomst houdt van 19.00-21.00, dan weet je al dat je jonge ouders missen gaat. De 50- plusser komt wel. De vraag is of je dan een voldoende breed beeld hebt? Het is goed dit aan te vullen met keukentafelgesprekken of een ronde in de wijk.

Meer diepgaand onderzoek

Er zijn verschillende aanleidingen om een diepgaander onderzoek te doen. Een stijging in de feitelijke criminaliteit bijvoorbeeld of een verschil tussen een daling in strafbare feiten en een gelijkblijvend veiligheidsgevoel. Daar komt het CCV in beeld, als onafhankelijke partij.

Het CCV brengt de onveiligheidsgevoelens in beeld. Daarbij is de vraagstelling bepalend voor het soort reactie en de reikwijdte van het antwoord dat je krijgt. Het liefst horen wij een verhaal over hoe mensen zich voelen in de wijk / buurt, geeft Sten aan. Er zijn namelijk veel factoren die een bijdrage leveren aan dit gevoel. In die gesprekken gaat het over veiligheid, maar vaak ook over leefbaarheid of over het publiek vertrouwen (het vertrouwen dat zij hebben in organisaties als de gemeente, politie). Het uitvoeren van concrete acties laat bewoners zien dat zij op de overheid kunnen rekenen.

Vier omgevingen

Vanuit het CCV kijken we naar 4 omgevingen die veiligheidsbeleving beïnvloeden, geeft Sten aan:

  • criminele omgeving, wat gebeurt er als het gaat om agressie, autokraak enzovoorts.
  • sociale omgeving, hoe is het gesteld met de sociale kwaliteit, zorg en cohesie
  • fysieke omgeving, hoe ziet een wijk eruit, bouwjaar, zwerfafval, verlichting achterpaden
  • institutionele omgeving, hoe is de communicatie vanuit organisaties met de mensen en hoe kijken mensen naar deze organisaties

Vanuit deze 4 omgevingen zijn 12 factoren geoperationaliseerd in de Tafel van 12.

Tafel van 12

Met de methode van de tafel van 12 pellen we 12 factoren af om te kijken hoe het gesteld is met het veiligheidsgevoel. Een voorbeeld is signaaloverlast / signaalcriminaliteit. Dat is overlast die stevig doorwerkt op de veiligheidsbeleving zoals een woninginbraak of jeugdoverlast

Onbekende anderen is een andere factor. Welke mensen ken je wel, welke niet en welk gevoel geeft dat?

De factor kwaliteit van de aanpak is van belang, vinden mensen dat wat de politie, gemeente, jongerenwerk doet van voldoende kwaliteit is en draagt dat bij aan de wijk/buurt?

Subjectieve veiligheid als signaal voor actie?

De vraagt die ontstaat is of een achterblijvend veiligheidsgevoel een signaal is om iets te gaan doen aan de objectieve veiligheid? Sten antwoordt dat dit afhangt van de ambitie van de gemeente. In het veiligheidsbeleid staat vaak dat mensen zich veilig moeten voelen, maar een concrete uitwerking ontbreekt regelmatig. Soms worden er aannames gedaan over het effect van whatsappgroepen op het verbeteren van het veiligheidsgevoel en soms gaat het alleen over de objectieve veiligheid.

Het gaat om zowel feitelijke criminaliteit als veiligheidsgevoel waar de gemeenten zich mee bezig moeten houden. Sten geeft aan dat we nu voor het eerst sinds jaren een stijging zien in de criminaliteitscijfers. Het is gemakkelijk om effect te zien van inzet op thema’s als het gaat om cijfers, maar er mist vaak actie gericht op het gevoel.

Hoe voorkomen we samen een gat tussen objectieve en subjectieve veiligheid? Deze lopen namelijk niet automatisch met elkaar in de pas. De analysefase moet ten alle tijden het vertrekpunt zijn! Dus wat is de status en dat gekoppeld aan het ambitieniveau: wat willen we met deze wijk / buurt.

Sten: Doe onderzoek in zo klein mogelijk gebied, dat zegt het meest, ga dus meer bottom up werken. Het is van belang om kwalitatieve gegevens boven water te krijgen. Dit vraagt veel echter meer capaciteit wat soms reden is om dit niet te doen. Het is en blijft een kwestie van prioriteit stellen.

IAA model

Naast de tafel van 12 en de 4 omgevingen is er het IAA model, wat staat voor Informatie – Analyse – Actie. Dit model zet in op het verbeteren van de overlastbeleving.  

Het is een soort PDCA cyclus waarbij het bijzondere is dat je focust op realiseren van een gezamenlijke probleemdefinitie. Stel je een hangplek voor, daar zijn jongeren, er liggen wietzakjes, er is geluidsoverlast. Om die plek heen staan appartementen. De prullenbak wordt door de gemeente netjes 2x per week geleegd, de wijkagent ziet de jongeren nooit. De bewoners ervaren overlast en voelen zich niet veilig.

In het IAA model wordt samen afgepeld wat er speelt. Je vormt een oordeel over wat je waarneemt, positief, neutraal, negatief. Als mensen iets als negatief ervaren dan doet dat iets met gedrag, er volgt een gesprek met de wijkagent, je spreekt zelf de jongeren aan, een melding wordt gemaakt bij de gemeente.

Door samen in gesprek te gaan breng je deze beoordelingskaders in beeld, dat kan eerst individueel of gelijk in een groep. Mensen kunnen het op meerdere vlakken niet met elkaar eens zijn. Kijk naar wat je wel bindt, wat je wel kunt doen, hoe je in gesprek kunt gaan. Met elkaar ga je kijken wat iedereen ervaart en welke stappen je kunt zetten om het naar iets positiefs om te buigen.

In gesprek komen en blijven en samen kijken naar oplossingen is de kern. Hiervoor zijn doorgaans meerdere sessies nodig. De focus ligt ook op quick wins, opstarten van acties binnen 48 uur waarvoor 2 mensen zich hard willen maken (dat prioriteert problemen en zorgt voor draagvlak). Drive is nodig bij iedereen om succes te kunnen behalen!

Tips voor gemeenten: Ga in gesprek met de inwoners. Dit heeft een positief effect op hoe mensen naar organisaties kijken, maar je krijgt ook veel informatie over hoe wijken /buurten in elkaar zitten die op andere momenten heel zinvol kunnen zijn. Dit vraagt wel een andere mindset en tijd.

Rol CCV

Vorig jaar deed het CCV een onderzoek in de wijk Geitenkamp in Arnhem. Het ging om een grote groep, waarbij aangegeven werd dat het prettig werkte onder begeleiding van onafhankelijke partij. Uitkomst waren meerdere initiatieven, van het begroeten van nieuwe bewoners tot de herinrichting van een pleintje.

De rol van het CCV houdt meestal op bij het onderzoek doen. De uitkomst is soms niet alleen gericht op wijk, maar soms ook op organisaties. Dit laatste is een langer traject. Het liefst wil Sten als adviseur langer aangehaakt blijven om de begeleiding verder vorm te geven, maar het is aan de gemeente om hiermee verder aan de slag te gaan. Afspraken over borging vanuit het CCV met de gemeente worden niet gemaakt. De gemeente bepaalt zelf hoe zij omgaat met de uitkomsten.

Vanzelfsprekend vraagt het CCV daar wel naar, helaas is er soms geen gevolg gegeven aan het onderzoek. Kernwoorden voor succes zijn: zorg voor borging (in kadernota/veiligheidsbeleid) en regel slagkracht voor de uitvoering (financiën, inzetten capaciteit).

Binnenkort doet het CCV weer een oproep om 3 sessies te begeleiden. Daar waar gemeenten vastlopen en het niet lukt om de neuzen dezelfde kant op te krijgen, biedt het CCV hulp.

Ter afsluiting:

Maak vanuit de veiligheidsmonitor en verdiepingsslag op buurt- of wijkniveau. Kijk of daar een buurt is waarin verdiepend onderzoek nodig is? Durf jij die extra stap te zetten en het beeld achter de cijfers te krijgen en aan te scherpen om verbeteringen te creëren? Of werkt het goed zoals het gaat?

Link tafel van 12: https://hetccv.nl/onderwerpen/veiligheidsbeleving/actie/de-tafel-van-12/

Link naar IAA model: https://hetccv.nl/onderwerpen/veiligheidsbeleving/informatie-analyse/

Link naar onderzoek Almere: https://veilig.almere.nl/fileadmin/user_upload/191219_Eindrapport_veiligheid_sbeleving__Almere_-_def.pdf

Podcast: vormgeven en organiseren van risico- en incidentmanagement

12 februari 2020 |
Podcast over risico- en incidentmanagement

In onze eerste podcast spreken we met Roy Johannink. Roy werkt als zelfstandig adviseur en trainer in het vak van crisisbeheersing. Hij noemt het zelf liever risico- en incidentmanagement. In deze podcast gaan we in op die context en de rol van gemeenten. Hieronder volgt de samenvatting.

Een kort woord vooraf… Het terugluisteren van onze eerste podcast was een leerzame ervaring. Veel is gezegd maar veel ook niet. Soms wat generaliserend. Haal eruit wat je wilt. Het is slechts een perspectief.

Incidenten of crisis?

Incidenten staan centraal in het gesprek. Wat zijn incidenten eigenlijk? In de basis zijn incidenten volgens Roy gebeurtenissen die afwijken van de normale gang van zaken. Dat kan dan van alles zijn. Van verkeerde uitspraken in de media tot aan een brand met slachtoffers of maatschappelijk onrust door terugkeer van een zedendelinquent. Incidenten kunnen groot of klein zijn en als je goed kijkt gebeuren deze elke dag. En wat doe je dan? 

Dat is een belangrijk vraag. Roy’s missie is het helpen van medewerkers en teams om hun rol in het stelsel van crisisbeheersing zo scherp mogelijk te krijgen. Die rol is volgens hem voorwaardelijk voor het goed functioneren van de crisisorganisatie en helpt bij het voorkomen van slachtoffers en schade.  

Zijn we als lokale en regionale overheid efficiënt georganiseerd voor incident- en crisismanagement? We hebben heel veel mensen in de regionale crisisorganisatie. Het kost een vermogen om al die mensen op te leiden. Maar leidt dat wel tot de gewenste kwaliteit?

Kijken: wat is er echt nodig?

Volgens Roy kijken we op een verkeerde manier naar de taken en de gewenste uitvoering ervan. Veel van de taken binnen de regionale crisisorganisatie zijn nagenoeg hetzelfde als taken die mensen in de reguliere organisatie uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan het geven van een advies of het nemen van besluiten. Is het wel echt nodig om de mensen daarin op te leiden? We maken het misschien wel iets te spannend met elkaar. 

Roy: het mooie van incidenten is dat een organisatie kan ontdekken op welke plekken zij kwetsbaar is. Sterker nog, je kunt als je tijdens de voorbereiding naar een organisatie kijkt al voorzien waar de kwetsbaarheid zich zal voordoen. Een crisisorganisatie hoort niet iets aparts te zijn maar eerder een geïntegreerd verlengstuk van je normale organisatie dat op bepaalde momenten extra capaciteit of bevoegdheden nodig heeft. 

Voorbereiding versus uitvoering

In gemeenteland is Openbare Orde en Veiligheid een belangrijk thema. Kleine en grote incidenten komen voor. Echter, niet alle gemeenten hebben de capaciteit om dit goed voor te bereiden. Dat is de voornaamste reden om de samenwerking op te zoeken en deze samenwerking krijgt formeel vorm binnen de veiligheidsregio. Dit heeft ervoor gezorgd dat gemeenten bepaalde onderdelen van de voorbereiding en uitvoering van crisisbeheersing niet meer alleen hoeven te doen.

De veiligheidsregio is hiermee het verlengstuk van de lokale verantwoordelijkheid van het college van B&W. 

Luiheid?

Maar is er ook een ander effect te bespeuren? Het lijkt er namelijk soms op dat gemeenten denken dat de veiligheidsregio een totaaloplossing is voor alle voorkomende incidenten. Wanneer er zich een incident voordoet, dan kijken gemeenten wel eens naar de regionale crisisorganisatie van de veiligheidsregio, want zij gaan het voor ons regelen. Dat is maar ten dele zo. Er is en blijft altijd de lokale verantwoordelijkheid.

Daarnaast: een incident, groot of klein, heeft altijd een lokale impact. Wat is dat en wat kun je of moet je als gemeente daaraan doen?  

Politie- en brandweermensen hebben vaker te maken met situaties die gaan over leven en dood. Maar een incident, groot of klein, heeft daarnaast ook een maatschappelijk effect. Wat is dat effect en wat kun je of moet je als gemeente daarmee doen?  

Daarnaast is volgens Roy een trend zichtbaar dat veiligheidsregio’s zelf steeds meer taken op het gebied van Openbare Orde en Veiligheid omarmen. De meningen hierover, of dit een gezonde ontwikkeling is, lopen uiteen. Soms zijn gemeenten niet tevreden over de kwaliteit en tijdigheid van producten of diensten waarvoor zij betalen (via de gemeenschappelijke regeling).

Een veiligheidsautoriteit

Tegenstanders beweren dat de veiligheidsregio als organisatie nog te jong is en allereerst de basis op orde moet hebben voordat ze verder bouwen aan innovatieve bezigheden. Hoe de veiligheidsregio’s het precies doen in Nederland zal blijken uit de evaluatie die nu plaatsvindt. Een markant moment in de geschiedenis van de veiligheidsregio.

Het bundelen van veiligheidskennis en -vaardigheden op regionaal niveau is wel handig. Op de grotere gemeenten na hebben de meeste gemeenten onvoldoende mensen (adviseurs Openbare Orde en Veiligheid) om over de vele voorkomende onderwerpen deskundig te adviseren. Wel zijn de meeste onderwerpen voor alle gemeenten hetzelfde.

Het is dus zinnig om deze kennis en vaardigheden te centraliseren. Zo ben je als lokale adviseur veel minder tijd kwijt als er zich iets voordoet wat niet eerder voorkwam… Er zijn in de afgelopen jaren diverse netwerken ontstaan naast de veiligheidsregio’s die hierin voorzien. Veiligheidsnetwerk Oost-Nederland en de Veiligheidscoalitie Midden-Nederland bijvoorbeeld. Beiden gericht op het ondersteunen en bevorderen van kennis en ervaring.

Onder één dak organiseren

Roy vraagt zich af waarom we deze netwerken niet onder één dak organiseren: het dak van de veiligheidsregio. Gemeenten kunnen daar dan terecht voor ondersteuning of versterking op het gebied van OOV-vraagstukken. Dat zou een verdergaande versterking betekenen van risico- en incidentmanagement. Iedereen werkt op dezelfde manier, spreekt dezelfde taal en er ontstaat een veel beter overzicht door de bundeling van kennis en ervaring.  

Nog een stap verder. Dat bureau OOV binnen de veiligheidsregio kan dé adviesrol gaan vervullen voor de burgemeesters van de regiogemeenten, met de directeur veiligheidsregio als eerste bestuurlijk adviseur Openbare Orde en Veiligheid. 

Een interessant perspectief maar het nadeel hiervan is het doorgaans ontbreken van lokale contextgerichte kennis. Besluitvorming blijft een lokale verantwoordelijkheid. Besluitvorming is ook een proces waarin verschillende bestuurlijke en politieke belangen een plek hebben.

Roy stelt dat gemeenten in een dergelijke constructie deze contextuele kennis inbrengen maar dat de veiligheidsregio de zogenaamde taakgerichte kennis inbrengt.

Eigenaarschap voor incidentmanagement

De vraag is steeds welke veiligheidsvraagstukken je waar belegt. Het is in elk geval duidelijk dat de gemeente het alleen niet kan. Dat hoeft ook niet. Maar ook de veiligheidsregio is slechts een speler in het grotere geheel van veiligheidspartners.

Dat beseffende, waar hoort incidentmanagement dan thuis? Incidenten komen overal voor. Naast branden en ongevallen kun je ook denken aan zedenzaken, familiedrama’s en vermissingen. Incidenten, rampen en crises zijn niet uitsluitend het domein van de veiligheidsregio. Opschaling met alleen een regionale crisisorganisatie is dan niet altijd zinvol, aldus Roy.

Dit is belangrijk om te beseffen. Een organisatie als een gemeente, of een andere maatschappelijke instantie, moet zelf ook de nodige voorbereidingen treffen voor incidentmanagement. Bij een kritieke situatie is steeds de vraag die iedere organisatie zich moet stellen: wat kunnen wij zelf en waarvoor hebben we hulp nodig? Je moet als publieke organisatie eigenaarschap nemen voor deze taak. Het hoort erbij.

Is er bij gemeenten voldoende besef voor de eigen rol en verantwoordelijkheid bij incidenten? Roy: het draait om de inschatting van risico’s. Wat kan er gebeuren? Wat zijn daarvan de gevolgen? Dan: wat doe je zelf en wat beleg je elders? Maar let op: het zal vaak een combinatie zijn.

Denk even na voor je gaat rennen

Een goede analyse van de eigen rol en taak is wat Roy het allerbelangrijkste vindt voor medewerkers en bestuurders die te maken krijgen met incidenten. Zijn tip: neem hiervoor echt even de tijd. Neem een paar minuten om in de breedte na te denken over wat er allemaal gedaan moet worden. Maak daarna pas de stap naar wat dit betekent voor jouw organisatie en voor jou als professional. Bezint voor ge begint dus!

Meer informatie over het werk van Roy vind je hier op zijn persoonlijke website. Je kunt ook zijn boek over het stelsel van crisisbeheersing hier bestellen.